Wie in de buurt van Laag-Soeren over de Broekdijk fietst, ontwaart een drassig maanlandschap ter hoogte van het Soerense broek. ‘Herstel bloemrijke hooilanden’, meldt een informatiebordje. Wat is hier aan de hand, heb je graafmachines nodig om natuur te creëren? Karin Otermann ging op zoek naar de achtergronden en kwam terecht bij Wilco Zwaneveld van Natuurmonumenten.
‘Hier vindt natuurherstel plaats door de voedselrijke toplaag van de bodem af te graven’, vertelt Wilco Zwaneveld. ‘De percelen aan de kant van het Apeldoorns kanaal die in eigendom waren van de gemeente Rheden, zijn afgelopen najaar overgedragen aan Natuurmonumenten. Na deze overdracht ontstond een aaneengesloten gebied tussen de Broekdijk en de Soerense beek, waar we al langer plannen voor hadden. Kortgezegd hebben we de bovenste laag bemeste grond laten afgraven en zijn de sloten gedempt. Zo is een voedselarm gebied ontstaan met veel afwisseling tussen lage – natte – en hogere – drogere – delen en verschillende grondsoorten. Juist die variatie is belangrijk voor bijzondere planten en dieren.’
2002: van landbouw naar natuurgebied
Het Soerense broek ligt in het zuiden van de IJsselvallei, ten oosten van het Apeldoorns kanaal, tegen het stuwwallencomplex van de Veluwe. De naam ‘broek’ geeft al aan dat het gebied veel laaggelegen natte gronden bevatte, maar er zijn ook hoger gelegen zandruggen waar zelfs heide groeide. Vroeger was het dus een gevarieerd gebiedje met schrale bloemrijke gras- en hooilanden, blauwgraslanden en allerlei overgangen. Vanaf de jaren ’60 werd de landbouw echter steeds intensiever door het gebruik van (kunst)mest, mechanisatie en ontwatering. De natuurwaarden gingen achteruit door vermesting, verdroging en jarenlang intensief agrarisch gebruik. In 2002 werd bij de landinrichting Brummen-Voorst een flink aantal ha landbouwgrond uit productie genomen, overgedragen aan Natuurmonumenten en ingericht als natuurgebied en ecologische verbindingszone. In overleg met het waterschap kregen delen van de Soerense beek weer een meanderende loop en natuurlijke oevers. Ook werden op twee plaatsen langs de beek retentiegebieden gegraven, die bij grote regenval vollopen. In een klein deel van het gebied werd de voedselrijke toplaag afgegraven en een aantal poelen aangelegd. Zo ontstond een gevarieerd gebied met weilanden, water en stuweelbosjes.
Recente herstelmaatregelen
Na de recente overdracht van de resterende landbouwgronden van de gemeente Rheden, wilde Natuurmonumenten het hele gebied aanpakken. Zoals vaak, was ook hier de waterhuishouding de sleutelfactor voor herstel van de natuurwaarden. Wilco Zwaneveld: ‘Daarom wilden we het gebied vernatten. Dat is gebeurd door alle sloten en greppels te dempen, met uitzondering van de Soerense beek en de sloot langs de Broekdijk. Daarmee kan het water weer haar historische loop nemen en kan de basenrijke kwel opnieuw in de wortelzone doordringen. Hiermee willen we de grondwatergebonden natuurwaarden herstellen. Vooral in de winter zal een plasdras situatie ontstaan waarbij de grond helemaal verzadigd raakt. Overtollig regenwater moet dan over het maaiveld naar de beek afstromen. Tevens hebben we de voedselrijke toplaag van de bodem laten afgraven, tot circa 30 cm diepte. Er is met het maaiveld mee geplagd zodat het oorspronkelijk reliëf bewaard is gebleven. Hierdoor is de voedselarme bodemlaag, met een hoge potentie voor natuurontwikkeling, aan de oppervlakte komen te liggen. Dieper afgraven was niet nodig. De bodemopbouw van de ongeroerde grond en de nog aanwezige zaden in de bodem zijn belangrijk voor het herstel van de natuur.
Op deze manier hopen we dat zich nat schraalgrasland gaat herstellen met heide vegetaties op de iets hoger gelegen zwak lemige plekken en overgangen naar blauwgrasland op de nattere stukken: ideale plekjes voor bijzondere plantensoorten als holpijp, dwergzegge en orchideeën. Laag gelegen lemiger delen hebben de potentie voor dotterbloemgrasland.
Ook de fauna willen we verder ontwikkelen. Te denken valt aan ringslangen, dassen, insecten (icarusblauwtje) en kritische vogelsoorten als grauwe klauwier. Twee maanden geleden vonden we al een gespiesde mestkever op het prikkeldraad. Een teken dat wellicht een klauwier al even een kijkje was komen nemen.
De afgeplagde grond konden we afzetten bij agrariërs. Zij gebruiken de grond voor het ophogen van hun landbouwkundige percelen aan de andere kant van de Broekdijk waardoor ze minder last hebben van overtollig water. Dit beperkte ook het gesleep met grond.’
IJzeroerbankje
Het grondpatroon van het pas afgegraven gebied laat momenteel allerlei kleuren zien. In het hoger gelegen deel bij de nestpaal zijn diverse rode en bruine grondlagen zichtbaar. Wilco legt uit dat hier van oorsprong veel ijzer in de grond zit. ‘Waar het water omhoog komt in het bodemprofiel neemt het ijzer mee, als het water weer zakt komt er zuurstof bij en zet ijzeroxide (roest) zich af rond de zandkorrels. Op die manier kun je blond, bruin en rood zand krijgen. Als het ijzergehalte sterk toeneemt, gaan de korrels aan elkaar kitten en ontstaan ijzeroerlagen. Dit proces heeft zich in de IJsselvallei op veel plaatsen voorgedaan. In het Soerense broek zijn oude ijzeroerbanken aanwezig die nu deels aan de oppervlakte zijn komen te liggen. Je kunt nu grote brokken ijzeroer zien liggen. Na verloop van tijd, zullen die brokken weer verweren en verdwijnen.’
Extensief beheer
Sinds de overdracht aan Natuurmonumenten, ruim tien jaar geleden, is het beheer gericht op verschraling. Dat betekent; niet bemesten en maaisel afvoeren. Het oostelijk deel wordt al jaren begraasd door Galloway runderen. ‘Daar hebben we goede ervaringen mee opgedaan’, aldus Wilco Zwaneveld. ‘In dat deel is bijvoorbeeld het bijzondere teer guichelheil teruggekomen en dat houdt prima stand ondanks de begrazing. De jaarrond runderbegrazing houdt wel de berkenopslag tegen maar bleek niet voldoende om de opslag van jonge elzen in toom te houden. Daarom maaien we in de nazomer aanvullend pleksgewijs met een maaimachine. Dat heeft de minste invloed op de fauna en op die manier reduceren we het aantal elzen tot een aanvaardbaar niveau.
Deze ervaringen gaan we ook toepassen in het nieuwe deel. We wachten een paar jaar voordat we de runderen erin laten. Eerst gaan we enkele jaren maaien met een eenvoudige maaimachine, zodat de nieuwe vegetatie zich sneller sluit. Als de vegetatie gesloten is, heeft inzaai van bomen namelijk veel minder kans. Pas daarna gaan we over op jaarrond runderbegrazing door Galloways, die kunnen de berkenopslag begrazen. Eventuele niet begraasde elzenopslag gaan we maaien. Op die manier proberen we het gebied zo extensief mogelijk te beheren, met zo min mogelijk werk en tegen lage kosten. En niet onbelangrijk voor ons als natuurbeheerder; op deze manier beperken we ook de verstoring van de fauna.’
Bodem en water
Het Soerense broek ligt in het dal van de Soerense beek. Het gebied kent behoorlijke hoogteverschillen (2-3 m) en loopt af naar het oosten. Ook binnen het gebied is, als gevolg van geologische processen uit de laatste ijstijd, veel reliëf aanwezig door een combinatie van smeltwatergeulen en dekzandruggen en –koppen. In de lage delen liggen zwak tot sterk leemhoudende beekeerdgronden. In de hoge delen, bij de dekzandruggen, zijn vooral leemarme tot hooguit zwak lemige veldpodzolen aanwezig. Daartussen zijn allerlei overgangen met zelfs een ijzeroerbankje in een zandrug.
De toplaag van de bodem was, als gevolg van bemesting, sterk verrijkt met fosfaat wat een zeer eenzijdige begroeiing opleverde.
In het gebied is een sterke kwel aanwezig. Bovendien is het kwelwater basenrijk (kalkrijk) als gevolg van kalkrijke lagen in de ondergrond. Juist als dat kalkrijke grondwater tot in de wortelzone kan komen, kan een bijzondere flora ontstaan. Het meeste kwelwater werd echter afgevangen en snel afgevoerd door diepe waterlopen en slotenstelsels. De drainerende werking van deze watergangen had dan ook een sterk negatief effect op de ecologie.
Natuuronderzoekster
Herma Scherpenzeel heeft van jongsaf aan in Laag-Soeren gewoond en kent het Soerense broek al sinds haar kindertijd. ‘In de jaren ’50 stond het daar vol met orchideeën en wollegras, maar dat laatste kan ook veenpluis geweest zijn’, vertelt ze enthousiast. ‘Er waren delen met natte heide en achter in het vennetje stond massaal zonnedauw. Het deel dat wij nu de retentie noemen, begint er weer wat op te lijken, zo is de gevlekte orchis teruggekomen. Ook hebben we daar met de werkgroep Soerense beek in 2008 allerlei leuke planten gevonden zoals heelblaadjes, waterpostelein, moeraswalstro, liggend hertshooi en schildereprijs. Allemaal planten van de arme gronden met langlevende zaden. In het oostelijk deel waar de Soerense beken stromen (niet afgegraven), zijn veel waterplanten te vinden en is ook al paarbladig goudveil verschenen. Bij onze vogelinventarisaties namen we in 2008 als bijzondere broedvogels de roodborsttapuit en de geelgors waar.’
Herma ging al jong op onderzoek uit in de natuur. Op haar fietstochten plukte ze vaak veldboeketten. Dat was niet zo moeilijk in die tijd; zo stonden de sloten vol met moerasspirea en leverkruid. Ze hield zonnedauw in potjes en probeerde orchideeën in de tuin uit te zetten. Herma: ‘Dat zou je nu toch niet meer in je hoofd halen! Vroeger was dat echter heel gewoon en zo is wel mijn liefde voor de natuur ontstaan.’
Auteur: Karin Otermann